Rinus

Inhoud van een training
Voetbalveld doel

De inhoud van de training

Elke training begint met een korte warming-up. De spieren en pezen van O7, O9 en O11 en veel O13-spelers zijn nog soepel. Met de jongste pupillen gaat het in dit onderdeel dan ook om het principe ‘ik en de bal’.

In een vorm gericht op het verbeteren van de techniek worden het aannemen, passen en mikken, dribbelen en passeren en schieten van de bal getraind.

Leeftijdskenmerken KNVB

Kenmerken per leeftijdscategorie

Lees hier meer over de leeftijdsspecifieke kenmerken van je spelers.

Vanaf O13 moet de warming-up met bal voorafgegaan worden door een warming-up zonder bal, zoals loopvormen met dynamische rekvormen (hakken, billen, knieheffen). De spieren van spelers in de leeftijdscategorie O13, aan het begin van de groeispurt, kunnen wel wat extra doorbloeding gebruiken.

Een minder explosieve start voorkomt blessures en brengt de groep ook meteen in de sfeer van de training. Beperk dit moment tot vijf minuten en vervolg met een langere warming-up met bal. Daarin oefenen de spelers het dribbelen, aannemen, passen of schieten, passend bij het doel van de training en gericht op het verbeteren van deze voetbalhandelingen.

Een oefening

Wanneer de spelers zijn opgewarmd, begint de eerste oefening. Hierin wordt een specifiek onderdeel van het voetballen getraind, zoals de opbouw van achteruit of het creëren van kansen. Een vereenvoudiging van 4 tegen 4 (passend bij de gekozen doelstelling), 1 tegen 1, 1 tegen 2, 2 tegen 2, 3 tegen 2, 3 tegen 3, 4 tegen 3, met of zonder doelen, keepers en met de voetbalspelregels.

Als een oefening in gang is gezet, controleert de voetbalcoach of alle spelers snappen wat de bedoeling is. En: wordt er (veel) gevoetbald? Zo nee, kan de wachttijd korter door de vorm twee keer uit te zetten? Moet de ruimte groter of kleiner? Wordt er geleerd? Met andere woorden: lukt de uitvoering ongeveer even vaak wel als niet?

Het is belangrijk om deze vragen in het achterhoofd te houden, maar probeer tijdens de training niet te veel om te zetten. Kleine aanpassingen kunnen goed zijn, maar sleep niet te veel met materiaal. De organisatie is een middel, geen doel. Het gaat er om dat spelers veel balcontacten hebben.

Training maken of kopiëren

Oefening moeilijker of gemakkelijker maken

Een oefening die spelers leert beter kansen te benutten, verloopt soepel. Het aanvallende team creëert de ene kans na de andere en maakt veel doelpunten. Wat nu? De voetbalcoach wil ze leren nóg beter kansen te creëren en doelpunten te maken. De vorm moet moeilijker gemaakt worden. Zo moeten ze er meer moeite voor doen. Als een vorm te gemakkelijk is – of te moeilijk – verliezen spelers hun motivatie en concentratie. Het is de kunst de vorm zo af te stellen dat het ze uitdaagt om iets meer hun best te doen. Aan zo’n dwingende organisatie beleven ze meer plezier.

Een voetbalcoach maakt een vorm voor de aanvallende partij moeilijker door de weerstand te verhogen. De ruimte kan smaller of korter gemaakt worden. Of de verdedigende partij krijgt een extra speler. Je kunt ook de spelregels aanpassen, maar pas hiermee op. Een opdracht als ‘doelpunten tellen alleen na een finalepass, niet na een solo is niet wedstrijdecht. Je kunt wel de verdedigers helpen door ze tips te geven bij het afpakken van de bal.

Pupillen training inhoud

Lukt het de spelers niet om de bedoeling van de vorm te realiseren? Dan maak je de vorm juist gemakkelijker door de weerstand te verlagen. Komt het aanvallende team zelden tot kansen en maakt het nagenoeg geen doelpunten? Dan kun je de ruimte langer of breder maken, de manier van scoren aanpassen, grotere doeltjes plaatsen, pylonnen verder uit elkaar plaatsen, een speler aan de aanvallers toevoegen of het aantal verdedigers verkleinen.

Coachen tijdens de training

Je stopt situaties alleen als ze er echt iets van kunnen leren, niet om jouw kennis te etaleren

Nadat je de spelers een oefening hebt uitgelegd en voorgedaan, begint het echte werk. Terwijl zij oefenen – zonder onnodige onderbrekingen en wachttijden – kun jij op de juiste momenten je spelers aanwijzingen geven bij de keuzes die zij maken en de uitvoering die ze laten zien (begeleidend coachen).

Houd je coaching kort en duidelijk. Je stopt situaties alleen als ze er echt iets van kunnen leren, niet om jouw kennis te etaleren (situatief coachen). Laat je spelers verder zelf problemen oplossen, bied ruimte voor eigen inbreng door vragen te stellen en help ze individueel. Wil je verbeterpunten aangeven, doe dit dan niet frontaal tegenover een speler. Dit kan hem in verwarring brengen en jou het overzicht op het veld doen verliezen. Ga bij hem staan, kijk samen naar de situatie, doe het voor, moedig aan. Stap dan weer snel uit het voetbalspel.

Instructies geven doe je zo:

  • Op ooghoogte met je spelers. Als zij op het veld staan, kun je neerhurken, als ze op een bank zitten, zit jij ook. Zo geef je ze het gevoel dat ze eerlijk kunnen antwoorden op de vraag of ze je instructie begrijpen.
  • Op een plek waar spelers niet worden afgeleid. Let op wat er achter je rug gebeurt, zelfs de zon kan de aandacht afleiden. Praat goed verstaanbaar, praat niet te snel en kijk je spelers aan.
  • Betrek je spelers erbij. ‘Hoe neem je een bal aan?’ Geef een speler die veel aandacht vraagt een taak. ‘Doe jij het maar eens voor.’
  • Ga na of ze het echt begrepen hebben. Jonge spelers knikken vaak ja, ook al weten ze het nog niet precies. Spreek ze persoonlijk aan en houd ze op speelse wijze bij de les. ‘Weet je nog hoe je de bal het beste kunt aannemen?’
  • Vraag oudere spelers om hun mening, zodat ze kunnen meedenken. ‘Hoe zou jij die bal hebben aangenomen? Waarom?’

Een partijvorm

Na de oefening(en) passen de spelers de oefenstof toe in een partijvorm van bijvoorbeeld 4 tegen 4. Je laat ze nu vooral voetballen, je coacht alleen nog ‘begeleidend’. Je legt het spel niet meer stil. ‘Nu is het wat drukker, maar het is nog steeds de bedoeling dat jullie sámen kansen creëren, scoren, maar ook samen storen en doelpunten voorkomen. Laat maar zien wat jullie hebben geleerd. In dribbelen van achteruit, maak een schijnbeweging en dan een pass.’ Je observeert in hoeverre ze het geleerde toepassen in deze complexere vorm en je sluit af met een korte nabespreking.

KNVB Rinus Aanbod

Het seizoen in blokken – meerweekse programma’s

Het is slim om het seizoen op te delen in blokken van zes tot acht weken waarin je per blok deze trainingsdoelstellingen aan bod laat komen:

  • Opbouwen op eigen helft vanaf de keeper.
  • Aanvallen op de helft van de tegenstander.
  • Storen en druk zetten op de helft van de tegenstander.
  • Verdedigen op eigen helft.
Knvb rinus training logo

Meerweekse programma's

Klik hier voor compleet samengestelde meerweekse trainingsprogramma's.

Hoe bereid je zo’n trainingsperiode voor?

  • Kies je trainingsdoel. Concentreer je voor pupillenteams op het aanvallen en verdedigen, oudere spelers kun je ook trainen op het omschakelen.
  • Verdeel de doelstellingen over de eerstkomende vijftien weken.
  • Oefen enkele weken achtereen op een doelstelling en laat de spelers zo wennen aan de oefeningen die erbij horen.
  • Heb binnen een training aandacht voor zowel de aanvalsdoelstelling als de bijbehorende verdedigende doelstelling.
  • Pas stof uit een oefening meteen toe in een kleine én grote partijvorm.

Samenvattend

Houd de vaste structuur van een training aan: warming-up, oefening en afsluitende grote partijvorm. Hou in je achterhoofd:

  • Hebben spelers door wat de bedoeling is?
  • Hebben ze allemaal voldoende balcontacten?
  • Is de vorm goed afgesteld? Kan het moeilijker of moet het gemakkelijker?

Stel jezelf tijdens de training steeds de volgende vragen: wordt er plezier beleefd aan de training? Wordt er gevoetbald? Wordt het voetbalspel geleerd? Zo ja, dan is de leersituatie voor jouw spelers optimaal.